Jannes de Vries (1901-1986)

Groninger landschap
Jannes de Vries was een Nederlands kunstenaar en lid van de Groninger kunstkring De Ploeg. Zijn ouders hadden een hotel-café ‘De Energie’. Zij hadden niet veel vertrouwen in de artistieke aspiraties van hun zoon. Jannes de Vries begon daarom zijn werkzame leven op het kantoor van een advocaat. Deze stelde hem in staat toelatingsexamen te doen voor de Normaalschool voor Tekenleraren in Amsterdam. Hij vertrok in 1920 naar Amsterdam, in 1922 werd de opleiding voltooid met het behalen van de MO-akten handtekenen en lijntekenen. Hij keerde terug naar Meppel om als tekenleraar les te geven.
In januari 1923 vertrok De Vries naar Parijs. Hij schreef zich in bij de École des Beaux Arts, een traditionele klassieke opleiding. Naast de verplichte klassieke opdrachten van deze academie werkte De Vries ook aan een meer persoonlijk handschrift door te studeren aan de Académie Colarossi in Montparnasse. Hij reisde naar Florence en Rome. Het dure leven in Rome deed hem uitwijken naar het kunstenaarsdorp Anticoli, waar hij kunstenaars uit andere delen van Europa ontmoette. Van hieruit maakte hij een tocht naar Lipari, waar hij getroffen werd door de rijke kleurschakeringen. De schilderijen die hier ontstonden behoren tot het beste van zijn oeuvre. In het schilderij ‘Vulcano’ (olieverf op papier, 1924) is de verandering in zijn manier van werken zichtbaar.
Deze wijze van werken kwam goed van pas in Noord-Afrika. Hij was in de lente van 1924 naar Tunis vertrokken. Omdat het schilderen ‘naar de natuur’ in een islamitisch land niet vanzelfsprekend was, was zijn nieuwe aanpak in de nieuwe context effectief. Hij observeert op straat en werkt daarna in de beslotenheid van zijn atelier de opgedane impressies verder uit.
Eenmaal terug in Nederland vond De Vries een baan als tekenleraar aan het Stedelijk Gymnasium in Groningen. Hij werd in 1924 lid van de Kunstkring De Ploeg en in 1926 nam hij voor het eerst deel aan een Ploeg-tentoonstelling. In 1926 (tijdens de roerige periode van De Ploeg) werd hij voorzitter. Hij had te midden van de schilders van De Ploeg een eigen positie en hij heeft ondanks zijn grote buitenlandse ervaring geen wezenlijk invloed gehad op het werk van de ander Ploegleden. Wel tonen zijn Groningse landschappen uit de jaren 1930-1980 bij vlagen een heftig expressieve penseelvoering, hoge horizonten, silhouetachtige afbeeldingen van kerken, dorpen en boerderijen en soms dreigende luchten (‘Gezicht op Oostum’, wasverf op board, 1939, ‘Reitdiep’, olieverf op doek, 1974 en ‘Zon over het Hogeland’, wasverf op doek, 1956 kunnen als voorbeelden gelden). In 1983 werd hem het ere-lidmaatschap van De Ploeg toegekend als waardering voor de vele verdiensten. In de Marktpleinkerk van Winschoten hangen 15 werken van hem. De stukken (alle Bijbelse voorstellingen) zijn aangekocht door de burgerlijke gemeente ( Winschoten) en in bruikleen aan de Protestantse gemeente afgestaan. Voor de toeristen zijn de werken in de zomermaanden, juli en augustus, te bezichtigen op vrijdagmiddag en zaterdagmiddag van 14.00 tot 17.00 uur.
Zoals veel Ploegleden hield Jannes de Vries zich ook bezig met grafisch werk voor commerciële doeleinden. Zijn deeltijdbaan als tekenleraar verschafte hem onvoldoende financiële middelen en de opbrengsten van zijn schilderijen waren niet genoeg om het tekort aan te vullen. Zijn activiteiten op het vlak van illustratie- en reclamewerk waren zo succesvol dat hij zich liet bijstaan door freelance medewerkers. Het ‘Bureau J. de Vries Ontwerper’ werd bekend door de ontwerpen voor verpakkingsblik van Tjoklat (zoals van Tjoklat camée-pastilles), Red Band pastilles en F. Broekema (koffie en thee). De inkomsten uit deze activiteiten verschaften Jannes de Vries de middelen om in 1937 een zomerhuis in Hooghalen te laten bouwen. Het ontwerpbureau was tot in de jaren 60 van de twintigste eeuw actief. Van het werk is overigens weinig bewaard gebleven.
H.N. Werkman (1882-1945)

Ballade van de twee olmen, 1942.
Hendrik Werkman was een Nederland expressionistisch kunstenaar. Hij werd bekend als de drukker van de Ploeg, de kunstenaarsvereniging die aan het begin van de 20e eeuw het culturele leven in Groningen ‘opschudde’.
Werkman verloor al jong zijn vader en kwam met zijn moeder en twee broers in Groningen terecht. Werkman was boekdrukker en had een kleine uitgeverij in Groningen, waar in hoogtijdagen ongeveer twintig mensen werkten. Als lid van de in 1918 opgerichte Groninger schildersvereniging De Ploeg maakte hij verschillende affiches, uitnodigingen en catalogi voor de activiteiten van de vereniging. De zakenman in hem maakt plaats voor de kunstenaar, een autodidact. In 1921-22 gaf hij het door hemzelf gedrukte Blad voor Kunst uit, waarvan de redactie werd gevormd door Jan Wiegers en Jan Gerrit Jordens (voor de beeldende kunst), Auguste Defresne (letterkunde) en Daniël Ruyneman (muziek). Na zes nummers werd het opgevolgd door het tijdschrift The next call, waarop hij meer zijn persoonlijke stempel kon drukken.
Werkman heeft ook geschreven. Hij is de auteur van een klein aantal experimentele gedichten en poëtische prozastukken, waarvan enkele bij de Dada-stroming kunnen worden ingedeeld. Andere teksten zijn manifesten, die hij gebruikte bij het opschudden van het culturele leven in Groningen, bijvoorbeeld Groningen Berlijn Moskou Parijs 1923 en Groeiende Lach.
Vlak voor de Tweede Wereldoorlog kwam Werkman in contact met Willem Sandberg, op dat moment hoofdconservator van het Stedelijk Museum in Amsterdam.
Tijdens de oorlog verzorgde hij samen met August Henkels, Adri Buning en Ate Zuithoff onder de naam De Blauwe Schuit verschillende uitgaven die in bedekte termen kritiek leverden op het nazi-bewind. De teksten werden door Werkman voorzien van prachtige kleurrijke “druksels”. Uit die tijd stamt ook een van zijn bekendste werken, een dubbele serie van tien druksels getiteld: “Chassidische legenden I en II”.
Werkman werd met negen anderen gefusilleerd in de bossen bij Bakkeveen, drie dagen voor de bevrijding van Noord-Nederland. De redenen voor zijn arrestatie en executie zijn nooit helemaal duidelijk geworden. Werkman ligt begraven op de begraafplaats van Bakkeveen.
In het Grafisch Museum Groningen is een Werkman-atelier ingericht, waar aan de hand van authentiek materiaal wordt getoond hoe Werkmans technieken tot stand zijn gekomen. Ook zijn er verschillende ter plaatse vervaardigde reproducties van zijn druksels te bezichtigen.
Het H.N. Werkman College, een school voor voortgezet onderwijs in het centrum van Groningen, is naar Werkman genoemd. Deze gemeentelijke openbare scholengemeenschap houdt de erfenis van Werkman levend in het kunstonderwijs en in regelmatig terugkerende projecten. Tussen 1972 en 2003 bestond, hem ter ere de H.N. Werkmanprijs, een prijs voor grafisch ontwerpen.
Arie Zuidersma (1925-2014)

Gasteren
Arie Zuidersma is geboren te Emmen in 1925. Hij mag worden bestempeld als een autodidact. Hij heeft een jaar ingeschreven gestaan bij de Academie Minerva in Groningen. In 1968 werd Arie Zuidersma uitgenodigd als gast mee te doen aan de exposities van de Groninger kunstkring de Ploeg. Hij had toen al een zekere naam verworven.
Belangrijk voor zijn ontwikkeling als schilder is Marten Klompien geweest. Bijna dagelijks trok het tweetal er jarenlang per fiets op uit om in de volle natuur te gaan schilderen. In 1978 keerde Zuidersma de Ploeg de rug toe uit teleurstelling over het feit dat sommige leden steeds weer oud werk exposeerden.
Zijn werk wordt bestempeld als “abstract-expressionistisch”, maar Zuidersma zelf vond dit slechts een naam en vooral niet meer. “De gevoelens die aan de basis liggen van het scheppingsproces, laten zich in woorden nooit vangen” zei hij zelf. Critici roemen vooral zijn kleurgebruik. Voor zichzelf hanteerde hij de maatstaf dat hij het schilderij zo moet willen instappen. “Dan weet ik dat het goed is”.
In april 2014 is Arie op 89 jarige leeftijd overleden.
Marten Klompien (1917-1996)

Landschap Paddepoel, 1959
Marten Klompien was een Nederlandse kunstschilder, tekenaar en graficus.
Hij was de jongste zoon van een binnenvaartschipper, die al in 1918 overleed. Na de lagere school moest hij daarom direct aan het werk. In 1934 ging hij winteravondlessen volgen aan de Kunstnijverheidsschool, de latere Academie Minerva in Groningen. Klompien legde zich voornamelijk toe op scheepvaart- en landschapsonderwerpen. Hij begon als naturalist, maar evolueerde gaandeweg richting het expressionisme, veelal werkend in een sober palet van krachtige, aardse kleuren en in sobere vormen.
In 1952 had Klompien zijn eerste solotentoonstelling in kunstzaal De Mangelgang te Groningen en in 1955 werd hij uitgenodigd deel te nemen aan een Invitatietentoonstelling van het kunstenaarsgenootschap De Ploeg, waarna hij lid werd. Als jongste had hij het daar niet altijd gemakkelijk. Zijn oudere collega’s hadden volgens hem een wat verstarde opvatting over kunst. In 1960 werd hij lid van de Groningse kunstenaarsgroep Nu. Medeleden waren o.a. Fie Werkman, Jo van Dijk, Edu Waskowsky, Martin Tissing, Henri de Wolf, Jan Hoving en Drewes de Wit.
De Groningse dichter Hendrik de Vries schreef over Klompien: “Dit donkere, zware werk is in elk geval: oer-Gronings. Vooral in de zin van: zelfstandigheid, onsentimentele sentiment, koppige eigenwil.”
Jan Wiegers (1893 – 1959)

Balloërveld bij Gasteren
Jan Wiegers was een Nederlands expressionistisch schilder. Hij was een van de voortrekkers en oprichters van De Ploeg in Groningen.
Wiegers kreeg zijn opleiding aan de Academie Minerva te Groningen, maar hij bezocht ook de academies van Rotterdam en die van Den Haag. Tijdens een verblijf in het Zwitserse Davos, waar hij in 1920 een TBC-kuur onderging, raakte hij bevriend met de Duitse expressionist Ernst Ludwig Kirchner door wie hij in zijn kunst sterk werd beïnvloed. Kirchner maakte hem bekend met de kleurenleer van Goethe. Wiegers had toen al, in 1918, de Groningse kunstenaarsbeweging De Ploeg mede opgericht.
Anders dan de expressionisten uit de Bergense School brachten Wiegers en de Ploegers, naar het voorbeeld van het Duitse Expressionisme, een opvallend heftig bewogen kleurenpalet. Tot die groep behoorden Johan Dijkstra, Jan van der Zee, Hendrik Werkman, George Martens, Jacob Gerard Hansen, Jan Altink, J.G. Jordens en Ekke Abel Kleima.
In 1934 verliet hij Groningen en ging naar Amsterdam om daar te gaan wonen en werken. In Amsterdam genoot hij een zekere faam als een van de belangrijkste vertegenwoordigers van het expressionisme; tegelijkertijd werd zijn schilderstijl juist minder uitbundig en het non-conformitische kleurgebruik soberder. Hij werd er in 1953 benoemd als hoogleraar aan de Rijksakademie, en stierf er in 1959 op 66-jarige leeftijd.