La vita è bella

Ons hondje Kendie is zo voor het oog een redelijk stoer hondje. Als er een vlieg om haar heen cirkelt, blijft van dat beeld echter niet zo veel meer over. Ze vlucht weg en verstopt zich onder de tafel of kruipt in een hoekje. Ik ging dan voor haar de vliegen heldhaftig te lijf met een vliegenmepper.
Al gauw associeerde Kendie het pakken van de vliegenmepper met het aanwezig zijn van een vlieg. Ze vluchtte nu dus ook weg als ze de vlieg nog niet zelf had gesignaleerd. Ik had het probleem eigenlijk groter gemaakt. Ze was nu behalve voor vliegen ook bang voor vliegenmeppers.
Ik besloot er een spelletje van te maken. Als ik met Kendie speel,
dan moedig ik haar met blije opgewekte geluiden aan om de bal te pakken of ergens achter aan te rennen. Ik deed dat nu als ik de vliegenmepper pakte. Ik moedigde haar aan mij te helpen de vlieg te vangen. Eerst keek ze me aan met zo’n blik van: ‘Doe effe normaal zeg!’, maar al gauw liet ze zich
meeslepen door mijn overdadig enthousiasme.
Nu vindt ze het spannend om samen met mij de vlieg te lijf te gaan. Soms, als ik er niet op tijd bij ben, vlucht ze nog wel eens weg, maar ze komt dan meestal snel terug. Volgens mij om te vragen of we samen het vliegenvang spelletje’ gaan doen.
Ik moest ineens denken aan de prachtige film ‘La vita è bella van Roberto Benigni: een Joodse man die tijdens de Tweede Wereldoorlog, met zijn zoontje, wordt afgevoerd een concentratiekamp. Hij probeert zijn zoontje te beschermen door te doen alsof het kamp eigenlijk een moeilijk spel is, waarin de gevangenen spelers zijn die meedoen voor de hoofdprijs.
Kendie krijgt een hondenkoekje voor iedere vlieg die we samen vangen …
Blijvende herinnering

Mijn moeder was gek op bloemen en planten, ze wist ook altijd precies hoe een plant heette. Vroger hadden we een bloemenwinkel, daar was ze dan ook helemaal in haar element. Hoewel mijn vader de officiele papieren had voor bloemsierkunst, had zij er veel meer gevoel voor. Het huis stond altijd vol met planten en alles deed het goed. Ook de tuin was een plaatje. Mijn vader vond het veel te wild, hij hield meer van rechte rijen, mijn moeder hield van een wilde tuin. Ze had, zoals ze zeggen, ‘groene vingers’. Ik heb ze ook een beetje van haar geërfd, maar misschien zijn ze bij haar vergeleken wat flets groen …
Ik kreeg vaak allerlei stekjes van haar. Eén stekje was uitgegroeid tot een prachtige sansevieria, inmiddels zo’n slordige 40 jaar oud. Tot mijn schrik stortte de plant na een van mijn vele verhuizingen volledig in. De bladen hingen troosteloos en slap naar beneden. Met een groen vingertje heb ik er gelukkig nog een stekje uit kunnen halen. Inmiddels heb ik twee prachtige sansevieria’s.
Wat ik vooral zo leuk vind, is dat ik na al die tijd toch nog een levende herinnering aan mijn moeder heb.