Artsen en artsen

Ik krijg nu zo’n twee jaar om de 6 a 8 weken weken een ooginjectie. Niet leuk, maar het idee is erger dan de injectie zelf. Gewoon er niet teveel bij nadenken! Als de arts even de tijd neemt en je op je gemakt stelt, dan is het zo gepiept. Soms heb je daarna nog een dagje last van een prikkend en rood oog, maar daar is over heen te komen. Het hangt er wel van af wie de injectie geeft en vooral hoe die wort gegeven. Mijn ervaring is dat als de patiënt rustig is, de arts beter zijn/haar werk kan doen.
Ooit kreeg ik een bijzonder naar onderzoek. De arts was echter heel vriendelijk en legde alles goed uit. Ze zei dat ik mijn hand maar moest opsteken als ik last had of het pijn deed. Alleen dat al maakt dat je het idee krijgt dat ze rekening met je houden. Ik heb mijn hand niet op hoeven te steken. Onlangs was er een andere oogarts die de injectie gaf. Hij was kortaf, bijna snauwerig. Terwijl de voorbereidingen werden getroffen, praatte hij met de assistente over sportauto’s. Dat voelt niet echt lekker. Toen er een oogspanner werd geplaatst, zei hij bits dat ik niet moest knipperen. Nou, ik kan je verzekeren: dan ga je echt knipperen! Hij pleurde die spanner op mijn oog, wat ik ondanks de verdoving toch voelde. Hij zette de injectie er in en zei dat ik me meer moest ontspannen. Daarna vertelde hij doodleuk dat de naald in mijn oog was blijven zitten omdat ik zo gespannen was.
Ik heb daarna gezegd dat ik niet meer door deze arts behandeld wil worden. Ik snap echt niet waarom sommige artsen zulke hurken zijn. Het is voor hen toch veel prettiger werken als ze dankbare blije en rustige patiënten en kunnen behandelen? Daarbij kan je je werk ook veel beter doen als mensen rustig zijn, lijkt me.
Ekke Kleima (1899-1958)

Oude dijk, 1929
Ekke Abel Kleima was een Gronings schilder en lid van de Groninger Kunstkring De Ploeg.
Kleima werd geboren in Lagemeeden in de toenmalige gemeente Aduard. Na de lagere school volgde hij voortgezet onderwijs aan de Rijks HBS te Groningen. Hij studeerde vanaf 1917 werktuigbouwkunde aan de Technische Hogeschool te Delft en behaalde in 1923 de ingenieurstitel. Hij vestigde zich daarna in Hoogkerk.
Van 1925-1930 werkte hij als leraar aan het Instituut Hommes in Hoogezand. Hij trouwde met Alberta Johanna Sipkens. Vanaf 1930 woonde hij in Warffum waar hij wis- en natuurkunde, mechanica en boekhouden doceerde aan de Rijks HBS. Zijn huis in Warffum was ontworpen door Jacob Gerard Hansen, eveneens lid van ‘De Ploeg’. In 1957 legde hij om gezondheidsredenen zijn werk als leraar neer. Hij overleed op 25 augustus 1958.
Op 5 augustus 1926 meldde Kleima zich aan als lid van ‘De Ploeg’. Kleima was autodidact. Hij werkte in de eerste jaren als Ploeglid veel samen met Jan Altink. In die periode is het heftige expressionisme binnen ‘De Ploeg’ al aan het verdwijnen. Kleima speelde al spoedig een rol van betekenis in de organisatie van de schilderskring. In 1928 werd hij secretaris en hij werd actief in de voorbereidingscommissie voor de tweede lustrumtentoonstelling van ‘De Ploeg’. Na zijn verhuizing naar Warffum in 1930 trekt hij zich terug als secretaris van ‘De Ploeg’ . Hij had een drukke baan als leraar en hij had daarnaast zijn toneelactiviteiten.
Kleima voelde zich sterk verwant met het expressief impressionisme dat met name door Jan Altink werd uitgedragen. Met Altink en Hansen was hij regelmatig in het Groninger landschap te vinden. Typerend in zijn werk zijn de warme, zachte kleuren. De landschappen van Altink, Kleima en in mindere mate Hansen zijn geschilderd met een losse penseelvoering en kennen een verwante impulsiviteit en opbouw. Een ruim bemeten voorgrond met landschappelijke elementen en bomen en struiken aan de horizon, als donkere en verticale beeldelementen tegen een vrij egaal gekleurde overheersend witte lucht. Het meest opmerkelijke echter is de overeenkomstige wijze waarop de verf op de ondergrond is aangebracht. Met krachtige, spontane, soms zelfs woeste gebaren is deze neergezet.
In de jaren dertig ontwikkelde Kleima landschapsschilderingen met een unieke uitstraling: bijzondere composities van licht en donker met een vaak geheimzinnige sfeer. In 1937 maakte Kleima een reis naar België en Frankrijk. Hij schilderde er meerdere strandscènes. Ook een verblijf op Texel leidde tot schilderijen van duinlandschappen en strandscènes.
Na de Tweede Wereldoorlog verliet Kleima ‘De Ploeg’ uit onvrede met het gevoerde beleid. Met Jan van der Zee, Wobbe Alkema en Jan Gerrit Jordens richtte hij in 1950 een nieuwe kunstenaarsvereniging, Het Narrenschip, op. Het leidde tot verschillende exposities. In de periode 1931-1936 geeft Kleima verschillende poppenkastvoorstellingen. Hij gebruikt daarvoor zelf gemaakte poppen, uit hout gesneden, beschilderd en voorzien van door hem ontworpen kleren. Job Hansen was bij deze voorstellingen betrokken door het schrijven van poppenkastscripts, waarmee onder andere de situatie rond de steunregeling voor kunstenaars op de hak werd genomen. In enkele van zijn schilderijen figureren ook door Kleima zelf gemaakte sculpturen. Voor deze plastieken met hun exotische uitstraling gebruikte hij verschillende houtsoorten.
Kleima was lid van de adviescommissie voor Rijksaankopen van moderne kunst en jurylid voor de koninklijke subsidie voor vrije schilderkunst.