Kunst

H.N. Werkman (1882-1945)

Ballade van de twee olmen, 1942.

Hendrik Werkman was een Nederland expressionistisch kunstenaar. Hij werd bekend als de drukker van de Ploeg, de kunstenaarsvereniging die aan het begin van de 20e eeuw het culturele leven in Groningen ‘opschudde’.

Werkman verloor al jong zijn vader en kwam met zijn moeder en twee broers in Groningen terecht. Werkman was boekdrukker en had een kleine uitgeverij in Groningen, waar in hoogtijdagen ongeveer twintig mensen werkten. Als lid van de in 1918 opgerichte Groninger schildersvereniging De Ploeg maakte hij verschillende affiches, uitnodigingen en catalogi voor de activiteiten van de vereniging. De zakenman in hem maakt plaats voor de kunstenaar, een autodidact. In 1921-22 gaf hij het door hemzelf gedrukte Blad voor Kunst uit, waarvan de redactie werd gevormd door Jan Wiegers en Jan Gerrit Jordens (voor de beeldende kunst), Auguste Defresne (letterkunde) en Daniël Ruyneman (muziek). Na zes nummers werd het opgevolgd door het tijdschrift The next call, waarop hij meer zijn persoonlijke stempel kon drukken.

Werkman heeft ook geschreven. Hij is de auteur van een klein aantal experimentele gedichten en poëtische prozastukken, waarvan enkele bij de Dada-stroming kunnen worden ingedeeld. Andere teksten zijn manifesten, die hij gebruikte bij het opschudden van het culturele leven in Groningen, bijvoorbeeld Groningen Berlijn Moskou Parijs 1923 en Groeiende Lach.

Vlak voor de Tweede Wereldoorlog kwam Werkman in contact met Willem Sandberg, op dat moment hoofdconservator van het Stedelijk Museum in Amsterdam.

Tijdens de oorlog verzorgde hij samen met August Henkels, Adri Buning en Ate Zuithoff onder de naam De Blauwe Schuit verschillende uitgaven die in bedekte termen kritiek leverden op het nazi-bewind. De teksten werden door Werkman voorzien van prachtige kleurrijke “druksels”. Uit die tijd stamt ook een van zijn bekendste werken, een dubbele serie van tien druksels getiteld: “Chassidische legenden I en II”.

Werkman werd met negen anderen gefusilleerd in de bossen bij Bakkeveen, drie dagen voor de bevrijding van Noord-Nederland. De redenen voor zijn arrestatie en executie zijn nooit helemaal duidelijk geworden. Werkman ligt begraven op de begraafplaats van Bakkeveen.

In het Grafisch Museum Groningen is een Werkman-atelier ingericht, waar aan de hand van authentiek materiaal wordt getoond hoe Werkmans technieken tot stand zijn gekomen. Ook zijn er verschillende ter plaatse vervaardigde reproducties van zijn druksels te bezichtigen.

Het H.N. Werkman College, een school voor voortgezet onderwijs in het centrum van Groningen, is naar Werkman genoemd. Deze gemeentelijke openbare scholengemeenschap houdt de erfenis van Werkman levend in het kunstonderwijs en in regelmatig terugkerende projecten. Tussen 1972 en 2003 bestond, hem ter ere de H.N. Werkmanprijs, een prijs voor grafisch ontwerpen.

Arie Zuidersma (1925-2014)

Gasteren

Arie Zuidersma is geboren te Emmen in 1925.  Hij mag worden bestempeld als een autodidact. Hij heeft een jaar ingeschreven gestaan bij de Academie Minerva in Groningen. In 1968 werd Arie Zuidersma uitgenodigd als gast mee te doen aan de exposities van de Groninger kunstkring de Ploeg. Hij had toen al een zekere naam verworven.

Belangrijk voor zijn ontwikkeling als schilder is Marten Klompien geweest. Bijna dagelijks trok het tweetal er jarenlang per fiets op uit om in de volle natuur te gaan schilderen. In 1978 keerde Zuidersma de Ploeg de rug toe uit teleurstelling over het feit dat sommige leden steeds weer oud werk exposeerden.

Zijn werk wordt bestempeld als  “abstract-expressionistisch”, maar Zuidersma zelf vond dit slechts een naam en vooral niet meer. “De gevoelens die aan de basis liggen van het scheppingsproces, laten zich in woorden nooit vangen” zei hij zelf. Critici roemen vooral zijn kleurgebruik. Voor zichzelf hanteerde hij de maatstaf dat hij het schilderij zo moet willen instappen. “Dan weet ik dat het goed is”.

In april 2014 is Arie op 89 jarige leeftijd overleden.

Marten Klompien (1917-1996)

Landschap Paddepoel, 1959

Marten Klompien was een Nederlandse kunstschilder, tekenaar en graficus.

Hij was de jongste zoon van een binnenvaartschipper, die al in 1918 overleed. Na de lagere school moest hij daarom direct aan het werk. In 1934 ging hij winteravondlessen volgen aan de Kunstnijverheidsschool, de latere Academie Minerva in Groningen. Klompien legde zich voornamelijk toe op scheepvaart- en landschapsonderwerpen. Hij begon als naturalist, maar evolueerde gaandeweg richting het expressionisme, veelal werkend in een sober palet van krachtige, aardse kleuren en in sobere vormen.

In 1952 had Klompien zijn eerste solotentoonstelling in kunstzaal De Mangelgang te Groningen en in 1955 werd hij uitgenodigd deel te nemen aan een Invitatietentoonstelling van het kunstenaarsgenootschap De Ploeg, waarna hij lid werd. Als jongste had hij het daar niet altijd gemakkelijk. Zijn oudere collega’s hadden volgens hem een wat verstarde opvatting over kunst. In 1960 werd hij lid van de Groningse kunstenaarsgroep Nu. Medeleden waren o.a. Fie Werkman, Jo van Dijk, Edu Waskowsky, Martin Tissing, Henri de Wolf, Jan Hoving en Drewes de Wit.

De Groningse dichter Hendrik de Vries schreef over Klompien: “Dit donkere, zware werk is in elk geval: oer-Gronings. Vooral in de zin van: zelfstandigheid, onsentimentele sentiment, koppige eigenwil.”

Jan Wiegers (1893 – 1959)

Balloërveld bij Gasteren

Jan Wiegers was een Nederlands expressionistisch schilder. Hij was een van de voortrekkers en oprichters van De Ploeg in Groningen.

Wiegers kreeg zijn opleiding aan de Academie Minerva te Groningen, maar hij bezocht ook de academies van Rotterdam en die van Den Haag. Tijdens een verblijf in het Zwitserse Davos, waar hij in 1920 een TBC-kuur onderging, raakte hij bevriend met de Duitse expressionist Ernst Ludwig Kirchner door wie hij in zijn kunst sterk werd beïnvloed. Kirchner maakte hem bekend met de kleurenleer van Goethe. Wiegers had toen al, in 1918, de Groningse kunstenaarsbeweging De Ploeg mede opgericht.

Anders dan de expressionisten uit de Bergense School brachten Wiegers en de Ploegers, naar het voorbeeld van het Duitse Expressionisme, een opvallend heftig bewogen kleurenpalet. Tot die groep behoorden Johan Dijkstra, Jan van der Zee, Hendrik Werkman, George Martens, Jacob Gerard Hansen, Jan Altink, J.G. Jordens en Ekke Abel Kleima.

In 1934 verliet hij Groningen en ging naar Amsterdam om daar te gaan wonen en werken. In Amsterdam genoot hij een zekere faam als een van de belangrijkste vertegenwoordigers van het expressionisme; tegelijkertijd werd zijn schilderstijl juist minder uitbundig en het non-conformitische kleurgebruik soberder. Hij werd er in 1953 benoemd als hoogleraar aan de Rijksakademie, en stierf er in 1959 op 66-jarige leeftijd.

Claude Monet (1840-1926)

Claude Monet (1840-1926) Water Lilies.

Water Lilys

Monet verhuisde toen hij ongeveer vijf jaar oud was met zijn familie naar Le Havre. Hij vervulde in 1861-1862 zijn militaire dienstplicht in Algerije, hetgeen zijn latere keus om vooral landschappen te schilderen beïnvloed kan hebben.

Hij begon met schilderen bij Charles Gleyre in Parijs. In 1867 woonde hij met Renoir bij Frédéric Bazille. In de jaren daarna deelde hij een atelier in Parijs met Bazille. Monet trouwde met Camille Doncieux in 1870. Hun huwelijksreis brachten ze door in Trouville, maar vanwege de oorlog vluchtten ze naar Londen. Via Nederland, waar ze vier maanden in Zaandam doorbrachten, en een kort verblijf in Amsterdam, gingen ze terug naar Frankrijk, om zich in 1871 te vestigen in Argenteuil. Deze plaats was gemakkelijk bereikbaar vanuit het Parijse station Saint-Lazare, dat Monet in diverse schilderijen heeft vastgelegd. In deze periode werd Monet kortstondig welvarend, omdat zijn schilderijen goed verkochten. Hij was bevriend met Frédéric Bazille, Pierre-Auguste Renoir, Alfred Sisley, Edgar Degas, Paul Cézanne, Édouard Manet en Julien Schaeverbeke.

De werken van Monet behoren tot het impressionisme. Monet probeerde vooral een weergave van een bepaald moment te maken. Hij schilderde landschappen, onder andere in Normandië. Ook het treinstation was een geliefd onderwerp. Hij schilderde het station van Saint-Lazare meerdere keren.

Vanaf de jaren 1880 begon hij met het maken van series van schilderijen van hetzelfde onderwerp onder verschillende licht- en weersomstandigheden. Voorbeelden van dergelijke series zijn die van hooibergen en de kathedraal van Rouen. Zijn beroemde serie met waterlelies maakt Claude Monet op het eind van zijn leven toen zijn zicht slechter werd. Zijn werken worden hierdoor abstracter en minder gedetailleerd.

In 1879 overleed Camille. Monet leefde samen met Alice Hoschedé en haar echtgenoot Ernest. Omdat deze verhouding ongebruikelijk was in die tijd, leidde dit tot veel geruchten en tot verwijdering van zijn collega-schilders. In 1883 verhuisde dit huishouden met hun acht kinderen naar Giverny. In 1891 overleed Ernest, waarna Monet en Alice trouwden.

In 1926 overleed Monet op 86-jarige leeftijd aan longkanker en liet zijn bezittingen na aan zijn zoon, Michel. Het huis, de tuin en de waterlelievijver die Michel van Claude Monet had geërfd werden in 1966 door Monets zoon geschonken aan de Académie des beaux-arts. In 1980 werden het huis en de tuin voor het publiek geopend.

Schuiven naar boven