Year: 2023

Maagd of boogschutter

Het was 1966. We woonden, na de zoveelsye verhuizing, in Dieren op de Veluwe. Mijn vader werkte in Saudi Arabie voor de Ballast Nedam en kwam om het half jaar thuis. Ik groeide eigenlijk op zonder vader. De eerste jaren werkte hij in de mijn en was ’s avonds uitgeteld. ’s Nachts maakte hij bruidsboeketten, bloemstukjes en grafskransen voor ons bloemenwinkeltje, wat werd gerund door mijn moeder..

Op een gegeven moment mochten wij als gezin ook voor een paar weken naar Saudi Arabie. Dat was nog eens een avontuur, zeker in die tijd! We moesten eerst naar een arts van de GGD in Amsterdam om vaccinaties te halen. Met mijn moeder en mijn beide broers reisden we met de trein van Deren helemaal naar Amsterdam, al een avontuur op zich! We waren al eens naar Amsterdam gereisd om een bandopname te laten maken die dan door de Ballast Nedam naar mijn vader werd gestuurd. Tsja, er was toen nu eenmaal geen internet en er waren ook geen mobieltjes. Je kreeg 3 minuten de tijd om iets in te spreken en dat was het dan.

Maar nu dus naar een arts van de GGD. Als jong pubertje uit een klein dorpje was het lopen door een wereldstad als Amsterdam al een hele belevevenis. Het was winter en het had stevig gevroren. De grachten lagen vol met ijsschotsen en een waaghals zwaaide naar mij vanaf een grote ijsschots middenin de gracht.

Bij de arts aangekomen, werden we één voor een binnen geroepen. Toen ik aan de beurt was, werden er eerst allerlei vragen gesteld. Zo vroeg de arts of ik nog maagd was. Ik wist werklijk niet wat daarmee bedoeld werd, in die tijd waren we zo onnozel als een pasgeboren lammetje. Ik zei dus dat ik boogschutter was. De man keek een beetje vreemd op maar ging er verder niet meer op in. Ik kreeg de vaccinatie, een coctailspuit in de buik, en daarna gingen we weer huiswaarts. Mijn broertje werd onderweg in de trein al zo beroerd al een hond. We mochten van een alleraardigste conducteur in een 1e klas coupé zitten. Mijn broertje kon dan lekker liggen. Mijn moeder vroeg hoe het was gegaan, ik vertelde haar dat ik het zo raar vond dat hij mijn sterrenbeeld wilde weten. “Hoezo je sterrenbeeld?” vroeg mijn moeder. Ik vertelde haar dat die man wilde weten of ik maagd was. “Wat zei je toen?”wilde mijn moeder weten. “Nou dat ik boogschutter ben natuurlijk”zei ik. Mijn moeder roldde bijna van de bank van het lachen. Ik snapte het allemaal niet. Maar ik werd ook steeds zieker dus ik vond het allemaal wel goed.

Mijn moeder heeft dit verhaal later nog opgestuurd naar de rubriek Gouden Tientje voor uw brief van de Margriet en uiteraard weas het een bestseller op feestjes en partijen.

Jan Altink (1885–1971)

De rode boerderij, 1924.

Jan Altink was een der veelzijdigste schilders uit het Hollandse expressionisme.

Altink stamde uit een veehoudersgezin en kreeg zo zijn voorkeur voor het plattelandsleven mee. Niettemin werkte hij ook in Keulen en Hamburg, aan de Italiaanse Rivièra en in Zwitserland. Toen hij 15 jaar werd, liet hij zich inschrijven aan de Academie Minerva in Groningen. Door zijn leraar Bach werd Altink aangemoedigd buiten te schilderen in het “Groninger land”. Een aantal vroege tekeningen van Altink uit de jaren 1922-1923 laat echter zien dat hij ook in Vincent van Gogh een inspiratiebron vond.

In 1915 begon hij met Berend Barlinckhoff aan de Visserstraat no. 14 in Groningen het reclamebureau “Barlinckhoff en Altink Decorateurs en Teekenaars”. Hij maakte onder meer reclamewerk voor de warenhuizen van Vroom & Dreesman in Zwolle en Meppel, die door het mede Ploeglid Hendrik Werkman werden gedrukt.

Hij was een van de oprichters van de bekende Groningse kunstenaarsgroep De Ploeg. De naam is bedacht door Jan Altink. Hij wilde de Groninger kunst gaan “ontginnen” en dacht daarbij aan het omwoelen van aarde. Hierbij is een ploeg nodig, vandaar de naam. De statuten waren van dit streven geen afspiegeling. Er werd een zeer pragmatisch doel omschreven: …’Groninger artiesten nader tot elkaar brengen en het kunstleven op alle wijzen te bevorderen’. De Ploeg kende geen artistiek manifest. In 1921 werd hij er de secretaris van en meermaals trad hij op als jurylid bij de exposities van de kring.

Vanaf 1934 werd hij zelf leraar aan de Groningse Academie. In 1955 kreeg hij, vanwege van zijn indrukwekkende kunstprestatie, de Culturele prijs van de provincie Groningen. Enkele van zijn leerlingen waren Derk Meedema, Everhardus Joseph Scheffers, Klaas Jacob Woltil, Eddy Wieringa, Remko Watjer, Arya Plaisier, Marten Klompien, Wietse Hoving, Siep van den Berg en Ruurd Elzer.

Kenmerkend voor Jan Altink is zijn grote voorliefde voor het buiten werken. Het maakt hem meer dan enig ander Ploeglid de “landschapsschilder van de kunstkring bij uitstek”. De soms spontaan ontstane, scherp waargenomen en raak weergegeven was- en olieverfportretten tonen aan dat hij ook dat motief ten volle beheerste en daarin zichzelf soms overtrof. Hij was een trefzekere tekenaar, die niet meer vastlegde dan nodig was. Als graficus liet hij een belangrijk oeuvre na, waarin de etsen en de litho’s een prominente plaats innemen.

Koloniehuis Ons Genoegen

Eetzaal

Tussen 1900 en 1980 waren er in Nederland verschillende koloniehuizen in bosrijke streken en aan de zee. Kinderen die aangesterkt moesten worden, de zogenoemde ‘bleekneusjes’ werden daar voor 6 weken tot 3 maanden opgenomen. Het idee was dat het gezond leven aan de zee of in de bossen de kinderen zou aansterken. Over het algemeen kwamen de kinderen uit de grote steden.

Ik was een jaar of 8 toen ik in zo’n kolonietehuis terecht kwam, te weten Ons Genoegen in Oostvoorne. De naam was behoorlijk misplaatst want een genoegen was het zeker niet! Ik was een van de weinige kinderen die niet uit een grote stad kwam. Wij woonden in Zuid Limburg. Ik at slecht en was broodmager. De huisarts adviseerde uiteindelijk om mij voor 6 weken le laten aansterken in Oostvoorne, koloniehuis Ons Genoegen. Het was een hele reis, kan ik mij nog herinneren!

Mijn moeder had een grote fruitmand en snoep mee gegeven. Ik moest dat in het koloniehuis afgeven zodat zij konden bepalen wat ik at. Ik heb het nooit meer terug gezien.
Het was daar echt verschrikkelijk! Slapen in een zaal waar een nachtzuster aan een tafel zat. Je handjes moesten boven de dekens blijven. Melk met velletjes waar ik van gruwde maar toch moest opdrinken. Na een paar dagen schreef ik mijn moeder een brief. Ik had een prachtig kinderschrijfblokje mee gekregen met schrijflijntjes en kaboutertjes en elfjes erom heen. zo kon ik mijn ouders shrijven hoe het was. Ik schreef dat het helemaal niet fijn was en of ze me asjeblieft weer gauw op wilden halen. Ik kreeg geen reactie. Later bleek dat mijn brieven nooit aankwamen. Alles werd nagekeken, pure censuur dus. Zes weken is dan een hele tijd!

Later bleek dat mijn man ook in een koloniehuis in Oostvoorne zat, en waarschijnlijk ook in dezelfde tijd. Misschien zijn we elkaar tegengekomen tijdens een wandeling door de duinen.

Ontwerpwedstrijd

Als een van de weinige grafisch ontwerpers werkte ik op een Amiga en later op een PC, nooit op een Mac. Ik werkte niet met Adobe Illustrator maar met CorelDraw. In 1994 deed ik mee met een ontwerpwedstrijd en won toen de 3e prijs met mijn nieuwjaarskaart. Ik had de kaart helemaal getekend in CorelDraw, wat toen een aardige prestatie was voor mij als autodidact. De prijs was een boek van Corel.

Het thema van de kaart is helaas nog steeds actueel …

Schuiven naar boven