Jan Wiegers (1893 – 1959)

Balloërveld bij Gasteren
Jan Wiegers was een Nederlands expressionistisch schilder. Hij was een van de voortrekkers en oprichters van De Ploeg in Groningen.
Wiegers kreeg zijn opleiding aan de Academie Minerva te Groningen, maar hij bezocht ook de academies van Rotterdam en die van Den Haag. Tijdens een verblijf in het Zwitserse Davos, waar hij in 1920 een TBC-kuur onderging, raakte hij bevriend met de Duitse expressionist Ernst Ludwig Kirchner door wie hij in zijn kunst sterk werd beïnvloed. Kirchner maakte hem bekend met de kleurenleer van Goethe. Wiegers had toen al, in 1918, de Groningse kunstenaarsbeweging De Ploeg mede opgericht.
Anders dan de expressionisten uit de Bergense School brachten Wiegers en de Ploegers, naar het voorbeeld van het Duitse Expressionisme, een opvallend heftig bewogen kleurenpalet. Tot die groep behoorden Johan Dijkstra, Jan van der Zee, Hendrik Werkman, George Martens, Jacob Gerard Hansen, Jan Altink, J.G. Jordens en Ekke Abel Kleima.
In 1934 verliet hij Groningen en ging naar Amsterdam om daar te gaan wonen en werken. In Amsterdam genoot hij een zekere faam als een van de belangrijkste vertegenwoordigers van het expressionisme; tegelijkertijd werd zijn schilderstijl juist minder uitbundig en het non-conformitische kleurgebruik soberder. Hij werd er in 1953 benoemd als hoogleraar aan de Rijksakademie, en stierf er in 1959 op 66-jarige leeftijd.
Claude Monet (1840-1926)

Water Lilys
Monet verhuisde toen hij ongeveer vijf jaar oud was met zijn familie naar Le Havre. Hij vervulde in 1861-1862 zijn militaire dienstplicht in Algerije, hetgeen zijn latere keus om vooral landschappen te schilderen beïnvloed kan hebben.
Hij begon met schilderen bij Charles Gleyre in Parijs. In 1867 woonde hij met Renoir bij Frédéric Bazille. In de jaren daarna deelde hij een atelier in Parijs met Bazille. Monet trouwde met Camille Doncieux in 1870. Hun huwelijksreis brachten ze door in Trouville, maar vanwege de oorlog vluchtten ze naar Londen. Via Nederland, waar ze vier maanden in Zaandam doorbrachten, en een kort verblijf in Amsterdam, gingen ze terug naar Frankrijk, om zich in 1871 te vestigen in Argenteuil. Deze plaats was gemakkelijk bereikbaar vanuit het Parijse station Saint-Lazare, dat Monet in diverse schilderijen heeft vastgelegd. In deze periode werd Monet kortstondig welvarend, omdat zijn schilderijen goed verkochten. Hij was bevriend met Frédéric Bazille, Pierre-Auguste Renoir, Alfred Sisley, Edgar Degas, Paul Cézanne, Édouard Manet en Julien Schaeverbeke.
De werken van Monet behoren tot het impressionisme. Monet probeerde vooral een weergave van een bepaald moment te maken. Hij schilderde landschappen, onder andere in Normandië. Ook het treinstation was een geliefd onderwerp. Hij schilderde het station van Saint-Lazare meerdere keren.
Vanaf de jaren 1880 begon hij met het maken van series van schilderijen van hetzelfde onderwerp onder verschillende licht- en weersomstandigheden. Voorbeelden van dergelijke series zijn die van hooibergen en de kathedraal van Rouen. Zijn beroemde serie met waterlelies maakt Claude Monet op het eind van zijn leven toen zijn zicht slechter werd. Zijn werken worden hierdoor abstracter en minder gedetailleerd.
In 1879 overleed Camille. Monet leefde samen met Alice Hoschedé en haar echtgenoot Ernest. Omdat deze verhouding ongebruikelijk was in die tijd, leidde dit tot veel geruchten en tot verwijdering van zijn collega-schilders. In 1883 verhuisde dit huishouden met hun acht kinderen naar Giverny. In 1891 overleed Ernest, waarna Monet en Alice trouwden.
In 1926 overleed Monet op 86-jarige leeftijd aan longkanker en liet zijn bezittingen na aan zijn zoon, Michel. Het huis, de tuin en de waterlelievijver die Michel van Claude Monet had geërfd werden in 1966 door Monets zoon geschonken aan de Académie des beaux-arts. In 1980 werden het huis en de tuin voor het publiek geopend.
Jopie Huisman (1922-2000)

Doerebouten, 1996. Hoe kleiner de wereld, hoe beter ik me voel. Het riet om mij heen en dan is het kwade de wereld uit.
Jopie Huisman was een Nederlandse kunstschilder en tekenaar. Hij werd geboren als jongste van een gezin met zeven kinderen. Vanaf zijn jeugd tekende Huisman wat hij om zich heen zag en wat hem raakte. Op de ambachtsschool in Sneek haalde hij het diploma voor huisschilder. In 1939 wordt hij plateelschilder bij pottenbakkerij Aurora in Workum. In 1942 wordt hij bij een razzia opgepakt en tewerkgesteld in een werkkamp bij Kassel, maar in 1943 ontsnapt hij en duikt tot het einde van de oorlog onder in Workum. In 1949/1950 trouwt hij met Eelkje de Boer. Uit dat huwelijk worden vier kinderen geboren.
Het aardewerkatelier dat Huisman in 1951 begint, gaat in 1953 failliet. Op aanraden van zijn broer Lieuwe begint hij met een handkar en een transportfiets een handel in lompen en metalen. In 1959 wordt hij vertegenwoordiger in de metaalhandel van zijn broer maar in 1963 hervat hij zijn vorige nering, nu in Herbaijum. In dat jaar exposeert hij ook zijn eerste schilderijen, bij Galerie De Blauwe Hand in Harlingen. In 1973 scheidt hij van Eelkje.
Hij stort zich op zijn schilderwerk. Omstreeks 1974 wordt een hartkwaal vastgesteld. Na diefstal van zijn werk uit een expositie in Nuenen wil hij zijn werk niet meer laten rondreizen. Dat het werk daardoor nauwelijks nog te zien is, vormt later de aanleiding tot de oprichting van het Jopie Huisman Museum. In 1976 hertrouwt Huisman met Ietje Magré.
Over het schilderij Broek van een koemelker zegt Jopie Huisman: “In 1973 raakte ik plotseling in grote privé-problemen. Ik was helemaal op mezelf teruggeworpen. Toen vond ik tussen de rommel een oude broek. Een afgetobde, tachtig keer verstelde, smerige melkersbroek. Ik zag mezelf daarin: een heel grote verlatenheid. Ik heb hem meegenomen en geschilderd. Ook omdat andere mensen herkenden wat ik geschilderd had, is het mijn redding geweest. Eigenlijk is het een zelfportret“.
Huisman bewaarde schoenen, gewichten, vodden, poppen, kortom alles wat hem op één of andere manier aansprak. Hij schilderde dat minutieus na, soms bijna als een fijnschilder. Toen zijn handel in dergelijke spullen goed begon te lopen, was er geen financiële noodzaak meer tot verkoop, maar voor 1974 verkocht hij zijn werk wel, of ruilde het voor een pak paling. Sinds 1986 zijn de schilderijen te zien in het Jopie Huisman Museum.
Als daar muziek voor is, wil ik het horen
Als daar muziek voor is, wil ik het horen:
ik wil muziek voor oude mensen, die nog krachtig zijn,
en omgeploegd met lange, diepe voren
en ongelovig. Die de wellust en de pijn
nog kennen. Die bezaten en verloren.
En àls er wijsheid is, die geen vermoeidheid is,
en helderheid, die geen versterving is,
wil ik die zien, wil ik die horen.
En anders wil ik zot en troebel zijn.
M. Vasalis (1909-1998)
De wereld van iedereen

De wereld van iedereen – Jules Deelder.
Nu helaas toepasselijker dan ooit