August Macke
Hoedenwinkel, 1914

Jan Altink (1885–1971)

De rode boerderij, 1924.
Jan Altink was een der veelzijdigste schilders uit het Hollandse expressionisme.
Altink stamde uit een veehoudersgezin en kreeg zo zijn voorkeur voor het plattelandsleven mee. Niettemin werkte hij ook in Keulen en Hamburg, aan de Italiaanse Rivièra en in Zwitserland. Toen hij 15 jaar werd, liet hij zich inschrijven aan de Academie Minerva in Groningen. Door zijn leraar Bach werd Altink aangemoedigd buiten te schilderen in het “Groninger land”. Een aantal vroege tekeningen van Altink uit de jaren 1922-1923 laat echter zien dat hij ook in Vincent van Gogh een inspiratiebron vond.
In 1915 begon hij met Berend Barlinckhoff aan de Visserstraat no. 14 in Groningen het reclamebureau “Barlinckhoff en Altink Decorateurs en Teekenaars”. Hij maakte onder meer reclamewerk voor de warenhuizen van Vroom & Dreesman in Zwolle en Meppel, die door het mede Ploeglid Hendrik Werkman werden gedrukt.
Hij was een van de oprichters van de bekende Groningse kunstenaarsgroep De Ploeg. De naam is bedacht door Jan Altink. Hij wilde de Groninger kunst gaan “ontginnen” en dacht daarbij aan het omwoelen van aarde. Hierbij is een ploeg nodig, vandaar de naam. De statuten waren van dit streven geen afspiegeling. Er werd een zeer pragmatisch doel omschreven: …’Groninger artiesten nader tot elkaar brengen en het kunstleven op alle wijzen te bevorderen’. De Ploeg kende geen artistiek manifest. In 1921 werd hij er de secretaris van en meermaals trad hij op als jurylid bij de exposities van de kring.
Vanaf 1934 werd hij zelf leraar aan de Groningse Academie. In 1955 kreeg hij, vanwege van zijn indrukwekkende kunstprestatie, de Culturele prijs van de provincie Groningen. Enkele van zijn leerlingen waren Derk Meedema, Everhardus Joseph Scheffers, Klaas Jacob Woltil, Eddy Wieringa, Remko Watjer, Arya Plaisier, Marten Klompien, Wietse Hoving, Siep van den Berg en Ruurd Elzer.
Kenmerkend voor Jan Altink is zijn grote voorliefde voor het buiten werken. Het maakt hem meer dan enig ander Ploeglid de “landschapsschilder van de kunstkring bij uitstek”. De soms spontaan ontstane, scherp waargenomen en raak weergegeven was- en olieverfportretten tonen aan dat hij ook dat motief ten volle beheerste en daarin zichzelf soms overtrof. Hij was een trefzekere tekenaar, die niet meer vastlegde dan nodig was. Als graficus liet hij een belangrijk oeuvre na, waarin de etsen en de litho’s een prominente plaats innemen.
Koloniehuis Ons Genoegen

Eetzaal
Tussen 1900 en 1980 waren er in Nederland verschillende koloniehuizen in bosrijke streken en aan de zee. Kinderen die aangesterkt moesten worden, de zogenoemde ‘bleekneusjes’ werden daar voor 6 weken tot 3 maanden opgenomen. Het idee was dat het gezond leven aan de zee of in de bossen de kinderen zou aansterken. Over het algemeen kwamen de kinderen uit de grote steden.
Ik was een jaar of 8 toen ik in zo’n kolonietehuis terecht kwam, te weten Ons Genoegen in Oostvoorne. De naam was behoorlijk misplaatst want een genoegen was het zeker niet! Ik was een van de weinige kinderen die niet uit een grote stad kwam. Wij woonden in Zuid Limburg. Ik at slecht en was broodmager. De huisarts adviseerde uiteindelijk om mij voor 6 weken le laten aansterken in Oostvoorne, koloniehuis Ons Genoegen. Het was een hele reis, kan ik mij nog herinneren!
Mijn moeder had een grote fruitmand en snoep mee gegeven. Ik moest dat in het koloniehuis afgeven zodat zij konden bepalen wat ik at. Ik heb het nooit meer terug gezien.
Het was daar echt verschrikkelijk! Slapen in een zaal waar een nachtzuster aan een tafel zat. Je handjes moesten boven de dekens blijven. Melk met velletjes waar ik van gruwde maar toch moest opdrinken. Na een paar dagen schreef ik mijn moeder een brief. Ik had een prachtig kinderschrijfblokje mee gekregen met schrijflijntjes en kaboutertjes en elfjes erom heen. zo kon ik mijn ouders shrijven hoe het was. Ik schreef dat het helemaal niet fijn was en of ze me asjeblieft weer gauw op wilden halen. Ik kreeg geen reactie. Later bleek dat mijn brieven nooit aankwamen. Alles werd nagekeken, pure censuur dus. Zes weken is dan een hele tijd!
Later bleek dat mijn man ook in een koloniehuis in Oostvoorne zat, en waarschijnlijk ook in dezelfde tijd. Misschien zijn we elkaar tegengekomen tijdens een wandeling door de duinen.
Ontwerpwedstrijd

Als een van de weinige grafisch ontwerpers werkte ik op een Amiga en later op een PC, nooit op een Mac. Ik werkte niet met Adobe Illustrator maar met CorelDraw. In 1994 deed ik mee met een ontwerpwedstrijd en won toen de 3e prijs met mijn nieuwjaarskaart. Ik had de kaart helemaal getekend in CorelDraw, wat toen een aardige prestatie was voor mij als autodidact. De prijs was een boek van Corel.
Het thema van de kaart is helaas nog steeds actueel …
Professionele buurvrouw
In de jaren 70 was ik maatschappelijk werkster, eerst in een verpleeghuis daarna bij het algemeen maatschappelijk werk in Zutphen.
Mijn werkgebied in Zutpen was vrij groot, dus ik bezocht mensen meestal op mijn bromfietsje. Een van mijn ‘klanten’ was een oud dametje. Ze woonde alleen in een appartement. De huisarts maakte zich zorgen om haar omdat ze wat verward was en dan rare dingen deed. Hij wilde dat we haar een beetje in de gaten hielden. Familie keek niet naar haar om en vrienden had ze niet meer. Triest, maar helaas gebeurt dat maar al te vaak.
Dus eens in de zoveel tijd dronk ik een kopje thee met haar en soms maakten we een wandelingetje. Ze had het hele appartement vol staan met poppen. Dat waren haar kinderen, die ze nooit heeft gehad. Ze praatte er mee, waste ze en kleedde ze aan. Ze voelde zich daardoor niet zo eenzaam.
Ik voelde me toen absoluut geen maatschappelijk werkster, eerder een professionele buurvrouw. Mensen willen hun verhaal kwijt maar krijgen daar vaak geen gehoor voor. Iedereen is met zichzelf bezig. Vroeger had je de kruidenier waar je gezellig wat kon beppen. De supermarkt leent zich niet zo voor een babbeltje met de caissière.
Bij een van mijn bezoekjes had ze een glimlach van oor tot oor toen ze de deur voor me open deed. ‘Ik heb wat voor je!’ zei ze geheimzinnig. Ze drukte vervolgens een pakje in mijn handen. Het is altijd lastig, dit soort situaties. Je mag in de hulpverlening namelijk geen kadootjes aannemen van klanten, tenzij het geen of weinig waarde heeft. Ik had om die reden al een keer een gouden ketting moeten teruggeven. Enigszins gespannen opende ik het pakje en viste daar tot mijn verbazing een enorme knalrode wollen onderbroek uit.
‘Voor als je weer door de kou op je bromfiets moet!’ zei ze opgetogen. Tsja, wat zeg je dan. Ik was bijna net zo rood als de onderbroek. Ik mompelde dat ik er heel erg blij mee was.
Later op kantoor liet ik het kadootje aan mijn collega’s zien, iedereen moest natuurlijk lachen maar was ook vertederd.